Nu ook plaats voor neurocognitieve trainingen?

Ondanks de toepassing van evidence-based behandelingen (psychosociale interventies en/of farmacotherapie), blijven herval en heropnames van psychiatrische patiënten in residentiële settings veelvoorkomend.

Naast farmacotherapie en psychotherapie nu ook plaats voor neurocognitieve trainingen?!

Aangezien mentale problemen ook gezien kunnen worden als een vorm van hersenaandoeningen, stellen we ons de vraag of (transdiagnostische) trainingprogramma’s gericht op de directe beïnvloeding van de cognitieve processen bij psychopathologie, een effectieve additionele vorm van therapie zouden kunnen zijn. Deze benadering is gericht op een duale procesbenadering waarbij men ervan uitgaat dat psychopathologie ontstaat wanneer de bottom-up reactieve temperamentsprocessen (behavioral inhibition (angst) en behavioral activation (impulsiviteit)) niet voldoende onderdrukt (kunnen) worden door een goede top-down controle (regulatief temperament/effortful control (executief functioneren)). Meer specifiek gaan we ervan uit dat het versterken van de top-down controle zou kunnen leiden tot minder psychopathologie, minder herval en een betere therapie-uitkomst in het algemeen en dit bij patiënten met verschillende aandoeningen.

Binnen het algemene onderzoeksproject worden de volgende fasen/onderzoeksvragen onderscheiden:

  1. Is het mogelijk om op basis van reactieve bottom up- en regulatieve top down-temperamentsprocessen subgroepen van patiënten te definiëren?
  2. Welke neuropsychologische factoren/cognitieve processen zijn gerelateerd aan deze subgroepen?
  3. Ontwikkeling/adaptatie van een neurocognitief trainingsprogramma
  4. Zorgt de implementatie van dit trainingsprogramma voor een betere behandeluitkomst?

De eerste fase van het onderzoeksproject werd momenteel afgerond. Door middel van clusteranalyses konden op de afdeling voor eetstoornissen en afhankelijkheidsproblemen 3 subgroepen van patiënten onderscheiden worden op basis van BISBAS en EC resultaten: (1) een “resilient” type met in het algemeen de laagste mate van pathologie, (2) een “impulsief” type en een (3) “angstig” type; waarbij dit laatste type de meeste pathologie vertoont, zowel op vlak van psychische problemen als op vlak van persoonlijkheidspathologie. Bij het impulsieve type was er in vele gevallen sprake van een lage EC, oftwel een lage mate van top down controle. Op de afdeling Ouderen werden in een pilootstudie slechts 2 clusters teruggevonden.

In een volgende studie wordt nagegaan met welke cognitieve maten de EC samenhangt, dit door afname van de CANTAB batterij.

Eva Dierckx (AZT en VUB), Prof. dr. Laurence Claes (KuLeuven), Dr. Els Santens (AZT), Prof. Dr. Geert Dom (UAntwerpen), Prof. dr. Gina Rossi (VUB) en Prof. dr. Rudi De Raedt (UGent)